Naast de algemene eisen die worden gesteld geldt voor ontruimingsplattegronden een aantal bijzondere eisen:
Bij toetsing van de ontruimings plattegronden wordt er vanuit de afdeling preventie van de gemeente gecontroleerd of het plan is opgesteld volgens de NEN 1414
A. De ontruimingsplattegrond moet eenvoudig zijn en zo van opzet dat deze goed leesbaar is voor personen die geen technische tekeningen kunnen lezen;
B. Een ontruimingsplattegrond bevat tenminste informatie over:
– alle relevante (nood)uitgangen;
– de horizontale en verticale vluchtroutes (vloeren, trappen, hellings banen);
– de elementaire brandbestrijdingsmiddelen (brandslanghaspels, handbrandmelders enz.);
– de aanwezige liften met de vermelding dat deze bij brand niet mogen worden gebruikt.
C. De vluchtroutes worden aangegeven in een lichtgroene baan;
D. De finale (nood)uitgangen worden door het vluchtroutesymbool (op basis van NEN 3011) gemarkeerd.
Dit symbool wordt op de begane grond buiten de buitenste gebouwlijn geplaatst aansluitend op de uitgang, op andere bouwlagen wordt het symbool geplaatst in of nabij de trappen die liggen op de vluchtroute. De oriëntatie van de persoonsfiguur moet indien mogelijk verticaal zijn (zie bijvoorbeeld figuur B.1);
E. De geadviseerde looprichtingen naar de (nood)uitgangen moeten met groene pijlen worden aangegeven. De pijlen zijn afgebeeld in 6.1 (n11);
F. Trappen en uitgangen naar buiten (veilige situatie) moeten duidelijk en goed herkenbaar worden weergegeven;
G. Het verdient vanwege de overzichtelijkheid en uidelijkheid de voorkeur om alleen de relevante vluchtroutes vanuit de positie van de lezer weer te geven;
H. De rotatie van de plattegrond moet zo zijn dat het gebouw correspondeert met de positie waarin men zich bevindt (links op de plattegrond is ook links in het gebouw);
I. Op de plattegrond moet altijd duidelijk, bij voorkeur in blauw, zijn aangegeven waar men zich bevindt. Als blauw niet geschikt is, kan geel worden gebruikt;
J. De plattegrond is duidelijk herkenbaar als ontruimingsplattegrond door een koptekst
ONTRUIMINGSPLATTEGROND.
De minimale letterhoogte is 10 mm. Bij plattegronden groter dan A3-formaat moet de letterhoogte worden aangepast. De letterhoogte moet zijn gerelateerd aan de gewenste leesafstand (letterhoogte in mm maal 200 geeft de leesafstand). Deze identiteit kan worden verbeterd door gebruikmaking van de groene veiligheidskleur;
K. De bouwlaag van de plattegrond moet duidelijk worden vermeld (begane grond, verdieping 1, kelder enz.);
L. De identificeerbaarheid van de veiligheidssymbolen moet goed zijn;
OPMERKING
Bij een hoogte van minimaal 7 mm kan over het algemeen voldoende identificeerbaar worden gerealiseerd.
M. Teksten op de plattegronden moeten leesbaar zijn op de te verwachten leesafstand;
OPMERKING
Bij een minimum letterhoogte van 2 mm mag men ervan uitgaan dat de teksten voor mensen met een normale visus nog net leesbaar zijn op 0,5 m.
N. De lijndikte voor buitencontouren en hoofdstructuren van een gebouw is minimaal 1 mm;
O. De plattegrondtekening moet minimaal een schaal van 1:150 hebben. Voor grotere gebouwen kunnen kleinere schalen (tot 1:250) alleen worden toegepast mits de leesbaarheid en herkenbaarheid van alle informatie is gewaarborgd;
P. De plattegrond kan in secties worden opgedeeld (bijv. op de brandcompartimenten). Bij de grafische weergave van een gedeelte van een gebouw of installatie moet een schematisch overzicht van het gehele complex op de ontruimingsplattegrond worden opgenomen. is het relevante deel in rood gemarkeerd;
OPMERKING
Bij sectieopdeling van een plattegrond moeten (nood)uitgangen en vluchttrappen die buiten de sectiegrens vallen wel worden aangeduid.
Q. De verschillende plattegronden in één gebouw of industrieel complex moeten altijd in dezelfde schaal zijn;